Presb. Luik, A.I. 1412 (1412-1420) Den Bosch Heer Jan Oem van Peelt werd in Over- of Neerpelt geboren als natuurlijke zoon van heer Jan Oem, heer van Bokhoven en Olmen, zoon van heer Claes van Arkel, ridder. Deze laatste noemde zich ook wel heer Claes Oem van Arkel en was een oom van Jan van Arkel, bisschop van Utrecht (1342-1364) en van Luik (1364-1378). Volgens Van Bokhoven zou hij daaraan ook zijn bijnaam "Oem" hebben ontleend maar dit is niet waarschijnlijk aangezien de schrijver zelf ook vermeldt dat heer Claes al in 1334 als heer Claes Oem van Arkel, ridder, wordt aangeduid. Heer Claes wordt tussen 1329 en 1334 genoemd als man van vrouwe Lysbeth, dochter van Henric van Emmikhoven, en sneuvelde op 26 september 1345 samen met graaf Willem IV van Holland bij Warns in een kortstondige expeditie tegen de Friezen. Heer Claes liet minstens twee zoons achter: Claes Oem en heer Jan Oem. 1) Claes Oem wordt van 1372 tot 1374 genoemd als schepen van Luik. Vermoedelijk is hij ook dezelfde als de Claes Oem die rentmeester was van bisschop Jan van Arkel. Zijn broer heer Jan Oem, de vader van de notaris, was kamerling en raadsheer van Jan van Beieren, bisschop van Luik tussen 1390 en 1418. In 1365 kocht heer Jan de Luikse heerlijkheid Bokhoven van zijn verwant heer Arnt Dircx van Herlaer, heer van Ammerzoden, en in 1371 ook de heerlijkheid Olmen van zijn zwager Dirc vander Donck. Hij was tweemaal getrouwd. Zijn eerste vrouw was Margriet, dochter van heer Claes van Olmen. Haar zuster Agnes wordt in 1371 genoemd als vrouw van voornoemde Dirc vander Donck. In 1377 hertrouwde heer Jan Oem met Bele, dochter van heer Jan van Gheldorp die in 1371 als ridder en heer van Geldrop samen met de hertog en andere Brabantse edelen in de slag bij Bäsweiler gevangen was genomen. Heer Jan Oem, die in 1392 ook de eerste kasteelkapel van Bokhoven liet bouwen, overleed waarschijnlijk vóór 1399. Hij had zeven kinderen die zich - op de laatste na - allen "Oem van Bochoven" noemden: heer Claes, heer Jan, jonkvrouw Lysbeth, jonkvrouw Margriet, vrouwe Aleyt, Robbrecht en heer Jan Oem van Peelt (de notaris). 2)
Heer Claes Oem van Bochoven was een zoon uit heer Jans eerste huwelijk en volgde zijn vader op als heer van Bokhoven en Olmen. Hij was getrouwd met jonkvrouw Lysbeth Monic. In het testament dat heer Claes op 17 mei 1435 in het kasteel van Bokhoven maakte worden onder de getuigen onder meer genoemd zijn beide wettige zoons Jan en Claes. De eerste was getrouwd met Aleyt, dochter van Franck Pieck, en volgde zijn vader op als heer van Bokhoven. Hij overleed op 29 augustus 1449 in Den Bosch aan de verwondingen die hij had opgelopen tijdens een strijd in het Land van Gulick. Behalve Claes had Jan ook een broer Marten en een zuster Alix. De afstammelingen van heer Claes Oem van Bochoven bezaten naast de heerlijkheid Bokhoven en de heerlijkheid Olmen ook het kasteel Nemelaer, het huis "de Moriaan" aan de Bossche Markt en het "Huis van Bokhoven" in de St.Jorisstraat aldaar. 3)
Heer Claes' broer heer Jan Oem van Bochoven werd op 20 april 1399 beleend met "des Milden hoeve" bij Waardhuizen in het Land van Altena. Deze hoeve was eerder in het bezit geweest van zijn vader. Heer Jan werd later tot priester gewijd en was in 1421 kanunnik van de St.Dionysiuskerk te Luik. Van 1420 tot zijn dood op 17 januari 1444 wordt hij ook vermeld als kanunnik te Oirschot waar hij tevens fungeerde als vice-deken (1426) en deken van het kapittel (1427-1444). Zijn zuster jonkvrouw Lysbeth wordt in 1408 vermeld als weduwe van Lucas van Erp en hertrouwde vóór 1421 met Jan vander Dussen. Haar zuster jonkvrouw Margriet wordt in 1412 en 1421 vermeld als vrouw van Willem van Uitwijk. Deze laatste ontving in 1412 van zijn zwager Jan Oem van Bochoven diens hoeve bij Waardhuizen waarmee hij op 22 augustus van dat jaar door de Hollandse graaf werd beleend. Vrouwe Aleyt Oem van Bochoven wordt al in 1399 genoemd als echtgenote van heer Adam Lambrechts Millinck die op 28 augustus 1399 werd beleend met een stuk land te Rijswijk bij Woudrichem. In 1421 wordt ze genoemd als zijn weduwe en had ze van hem een zoon Lambrecht. Haar broer Robbrecht Oem van Bochoven deed in 1407 ten behoeve van zijn broer Jan afstand van een huis in Den Bosch dat hem was aangekomen door de dood van zijn vader. Hij was getrouwd met Gheerwich, dochter van Marie uter Wagen. Omdat Robbrecht een ruziezoeker en verkwister zou zijn geweest werden zijn goederen op 20 januari 1417 ten overstaan van schepenen van Den Bosch onder het beheer gesteld van zijn vrouw. Hij overleed vóór 1419 toen Gheerwich als zijn weduwe een huis aan de Schapenmarkt in erfcijns ontving. 4)
De notaris heer Jan Oem van Peelt, de enige natuurlijke zoon van heer Jan Oem, zal zijn geboorteplaats aan zijn naam hebben toegevoegd om zich te onderscheiden van zijn halfbroer heer Jan Oem van Bochoven. Hij wordt van 1400 tot 1413 vermeld als niet-residerend pastoor van Bergen op Zoom. Hij werd echter pas in 1405 of later tot priester gewijd. Zo was Johannes Oem de Peelt, clericus, op 24 mei 1403 in het Bossche Minderbroedersklooster als getuige aanwezig bij een handeling ten overstaan van heer Dirc Heym (nr.172). Op 28 september 1412 was hij inmiddels tot priester gewijd en beoorkondde hij zelf als notaris een overeenkomst tussen de predikheer frater Hector de Vitry, biechtvader van hertog Anton van Brabant, en heer Gielis van Gerwen, deken van de St.Jan. De overeenkomst betrof de aanstaande incorporatie van de parochie van Orthen en Den Bosch bij het St.Janskapittel. Nadat de incorporatie had plaatsgevonden was heer Jan op 29 mei 1413 in de kerk van Orthen getuige bij de aanstelling door dezelfde deken van een priester als pastoor van Orthen. Vanaf 1416 is heer Jan ook zelf bekend als kanunnik van de St.Jan. Hij was nu niet langer rector van Bergen op Zoom maar wordt van 1418 tot 1420 genoemd als absent rector van de kerk van Rosmalen. In dezelfde jaren was hij absent rector het Maria-altaar in Geffen. Heer Jan overleed op 21 januari 1420 als gezworen lid van de O.L.V.-broederschap en werd in de St.Nicolaaskapel van de St.Jan begraven. Zijn woonhuis in de Kerkstraat liet hij na aan het kapittel. Na zijn dood ontstond er een geschil over de verdeling van zijn nalatenschap tussen zijn nog in leven zijnde broers en zusters, te weten heer Claes en diens zoon Jan enerzijds, en heer Jan, jonkvrouw Lysbeth, jonkvrouw Margriet en vrouwe Aleyt anderzijds. Op 17 november 1421 werden Jacop van Vladeracken en Reyner Loden enerzijds, en heer Philips, heer van Geldrop en Biechten, en heer Dirc van Haastrecht, heer van Loon op Zand, anderzijds, ten overstaan van schepenen van Den Bosch benoemd tot arbiters in dit geschil. Lambrecht Myllinck, die in het geschil namens zijn moeder vrouwe Aleyt Oem van Bochoven optrad, verleende op 18 juli 1448 nog een kwitantie aan de kleermaker Bernt Hugen voor drie zilveren bekers en 22½ koe die dominus Johannes Oem, olim canonicus in Busco, ooit bij Bernt in bewaring had gegeven. 5)
|
Noten | |
1. | Van Bokhoven, "Is een Van Arkel in het bezit van Bokhoven geweest?", 3-6; Vgl.: Juten, "Noordbrabantsche zegels I", 12-15. |
2. | Van Bokhoven, "Is een Van Arkel in het bezit van Bokhoven geweest?", 4-7; Juten, "De heerlijkheid Bokhoven", 176; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 385-388; Van Oirschot, Middeleeuwse kastelen, 89, 177; Juten, "Noordbrabantsche zegels I", 15. |
3. | Juten, "De heerlijkheid Bokhoven", 176-178; Juten, "Noordbrabantsche zegels I", 11-15; Van Bokhoven, "Is een Van Arkel in het bezit van Bokhoven geweest?", 7; Bijlage II 14.12, 14.44, 173.60, 236.12; Van Rooij, Het oud-archief, II 186 nr.685, 397 nr.1449; Van Oirschot, Middeleeuwse kastelen, 34-35; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 246, 296-297, 376-377, 388-390, 434, III 385-388. |
4. | GAH, RA 1192, fo.389v (17 nov.1421); Van Bokhoven, "Is een Van Arkel in het bezit van Bokhoven geweest?", 7-8 (vermeldt abusievelijk ook heer Claes’ zoon Jan als diens broer); Bijlage II 10.4, 21.11, 338.4; Visschedijk, "De kapittelheren", 56 nr.64; RANB, KO 387 (obituarium), 17 jan.; Lijten, "Een parochie in wording", 38-39, 51; Bijsterveld, Laverend, II 444 nr.122; Een heer Bartholomeeus Oem van Bochoven was volgens Schutjes van 1417 tot zijn dood in 1452 rector van Bokhoven, zie: Schutjes, Geschiedenis, III 303-304; Bijsterveld, Laverend, II 455 nr.241; Vgl.: Bijlage 157.15.1 (testament van heer Gielis van Gerwen d.d. 26 apr.1430, legataris: dominus Bartholomeus, investitus ecclesie de Buchoeven). |
5. | Van Bokhoven, "Is een Van Arkel in het bezit van Bokhoven geweest?", 7-9; Juten, Consilium, 29; Bijlage II 12.2.2, 172.2, 284.1; AAB II, hs. Kievits, p.6; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 28, 99; Bijsterveld, Laverend, 114, I 335 nr.2708; Schutjes, Geschiedenis, IV 236; OLVB 49, fo.29r; APB, St.Jan II, Obituarium, p.34; GAH, RA 1192, fo.389v (17 nov.1421), RA 1218, fo.365r (18 juli 1448: "tres tasseas argenteas, viginti duas et dimidiam vaccas"). |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschHr. JoannesOom, van Pelt canonick tot s'Hertogen bosch Ridder | 49v |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 582
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166